Volgens de eeuwenoude Griekse mythologie vormt een meeslepend godenverhaal de inspiratie voor het woord ‘pioen’. Net zoals met veel verhalen, begint deze met een oorlog. Herakles, de bekendste Griekse held, en Pluto, god van de onderwereld, staan lijnrecht tegenover elkaar. In een spectaculair gevecht verwondt Herakles Pluto met een pijl in zijn schouder. Best heldhaftig, zelfs voor Herakles.
Pluto, die nog nooit gewond is geraakt, trekt zich terug op de berg Olympus. Daar kan hij de god van de geneeskunde, Asklepios, niet vinden. Daarom vraagt hij een van zijn studenten om hem te helpen. Toevallig blijkt dit de getalenteerde god Paean te zijn. Hij geneest de gehavende Pluto met zijn talent en een nieuw soort medicijn: een prachtige bloem die op de berg groeit. Paean zijn carrière als ‘dokter voor de heiligen’ is begonnen! Er is alleen één groot probleem: zijn leraar Asklepios is ontzettend jaloers…
Het verhaal neemt een onverwachte, maar erg spannende wending. Asklepios besluit namelijk zijn student te vermoorden om verdere schaamte te voorkomen. Zeus, de oppergod, vindt het lichaam van Paean uiteindelijk. De oppergod besluit de ambitieuze student te eren door hem te veranderen in de bloem die Pluto’s leven redde. Daarom heten deze bloemen nu ‘paeoniae’. We weten niet wat er verder gebeurd is met Asklepios, maar laten we hopen dat hij gestopt is als dokter.
In een ander deel van de wereld, wordt een heel ander verhaal over de pioen verteld. Dit verhaal speelt zich af tijdens de Tang dynastie in het oude China.
In de keizerlijke bloementuinen van Xiyuan drinkt keizerin Wu een kopje thee met prinses Tai Ping. Op deze koude winterdag hangt er een sterke, zoete jasmijngeur in de lucht. De keizerin wordt plots overvallen door een gevoel van melancholiek. Ze zoekt naar een teken van een vroege lente, maar alleen de jasmijn bloeit. De andere bloemen zijn nog steeds bedekt met een laag sneeuw.
De ooit zo nuchtere keizerin Wu besluit een gedicht te schrijven voor de bloemengodin. Ze schrijft: “Laat het morgen lente zijn, wacht niet nog langer. Laat elke bloem vanavond bloeien, alsof het al mei is!” De meningen verschillen over de literaire waarde van haar gedicht, maar iedereen is het over één ding eens: Wu krijgt meestal wat ze wil. De bloemengodin luistert en laat elke bloem bloeien in de winter. De volgende dag staan alle bloemen in bloei, op één koppige bloem na: de pioen. Wu wordt woest en besluit de pioen te verbannen naar Luoyang. Eenmaal in Luoyang komt de pioen meteen tot leven: ze showt iedereen haar schoonheid.
De moraal van het verhaal? De pioen is de enige bloem die zich niet op laat haasten. Het is onmogelijk om pioenen te laten bloeien buiten het seizoen, zelfs als je een keizerin of godin bent. Tot op de dag van vandaag volgen pioenen hun eigen koers. Misschien komt de pioen ermee weg, juist omdat zij zo mooi is. Wie weet…